Wegennet
Het wegennet van en naar Berenike bestaat niet uit met
stenen geplaveide wegen, zoals bijvoorbeeld de Romeinse wegen in Groot-Brittannië.
Het wegennet in de woestijn bestaat voornamelijk uit sporen in het zand
of routes uitgezet met behulp van op elkaar gestapelde hoopjes stenen die
men moet volgen. Het meest duidelijke pad is de Via Hadriana, lopende van
Berenike naar Antinoë. In de Ptolemeïsche periode liep de weg
van Berenike naar Apollinopolis Magna (Edfoe). In de Romeinse tijd liep
de weg vanuit Berenike, en andere havensteden, naar Coptos gelegen in een
bocht van de Nijl. Langs de weg van Coptos naar Myos Hormos (en niet Albus
Portus, zoals op de meeste kaarten staat vermeld) staan signaaltorens,
waarop door middel van lichtsignalen waarschuwingen kunnen worden doorgegeven.
Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen dat dit soort torens ook langs de
route naar Berenike hebben gestaan (Murray, 1925).
Hydreumata
Een 'hydreuma' is een gefortificeerd wegstation.
Een hydreuma is ommuurd en heeft op iedere hoek, en meestal ook
links en rechts naast de ingang, een toren. Binnen de muren waren kamers
voor de reizigers en de verblijfplaats voor een garnizoen. Sommige hadden
een waterput, andere een reservoir waaruit de dieren konden drinken. Een
hydreuma
had ook ruimtes voor dieren, soms binnen de muren en anders binnen een
omheining in de directe omgeving. De verbindingen met de Nijlvallei werden
onderhouden door middel van een bereden koerier (Murray, 1925).
Water
Hoe kwam Berenike aan het water wat nodig was voor de
bevolking en voor de zeelieden die aanlegden in Berenike? De dichtstbijzijndste
bron, in Berenike zelf zijn geen bronnen aangetroffen daar het water er
te zout is, ligt bij Wadi Kalalat ongeveer acht kilometer ten westen van
Berenike. Er zijn hier geen aanwijzingen gevonden dat er ooit een aquaduct
of een terracotta buizensysteem naar Berenike heeft gelopen (Murray, 1925).
Eén van de mogelijkheden is het gebruik van een karavaan voor het
halen van water bij Wadi Kalalat. De maximale grote van de karavaan in
zo’n gebied kan helpen bij het bepalen van het maximale aantal mensen die
in Berenike kunnen verblijven. Ook zou de moeizame aanvoer van water erop
kunnen wijzen Berenike alleen in drukke handelsseizoenen werd bewoond en
dat de inwoners tijdens de rustige maanden gingen wonen op een plaats waar
wel water aanwezig was, zoals bijvoorbeeld in Shenshef dat bijna dertig
kilometer van de kust ligt.
Bij Vetus Hydreuma, zo'n twintig kilometer ten noorden van Berenike, liggen vijf forten in een woestijnvallei (wadi). Tussen de laatste twee ligt een bron van waaruit mogelijk een aquaduct naar Berenike heeft gelopen. Bij recent onderzoek is echter geen bewijs hiervoor teruggevonden. De hydreumata stammen waarschijnlijk ook niet uit dezelfde periode, waardoor het een minder gefortificeerde plaats was dan men in het midden van de twintigste eeuw dacht.
Hout
De meest voorkomende boom in de omgeving van Berenike
was, en is, de acacia. Deze boom wordt ook door de huidige bewoners van
het gebied het meest gebruikt voor het verkrijgen van houtskool. Een andere
veel gebruikte boomsoort is de mangrove. Andere houtsoorten die werden
gebruikt, voornamelijk voor de bouw, zijn palm, Cordia soorten en
dennen. Ook werden delen van schepen (teak) hergebruikt net als wijnvaten
gemaakt van zilverspar (Sidebotham en Wendrich, 1998).
Vlees
De eetgewoonten van de inwoners van Berenike veranderde
door de tijd heen. Zeker de vleessoorten in het menu. Schapen, geiten,
vis en bijvoorbeeld zeeschildpadden waren lokaal te verkrijgen. Een ander
lokaal te verkrijgen diersoort is de struisvogel waarop werd gejaagd. De
eieren van deze vogel zouden tevens bij bepaalde religieuze handelingen
zijn gebruikt. Ingevoerde dieren (al dan niet levend) zijn groot vee, varkens,
vis uit de Nijl-delta, landschildpadden en slakken. Hieronder worden drie
perioden behandeld: de Ptolemeïsche, de Vroeg-Romeinse, en de Laat-Romeinse
Periode.
a) De Ptolemeïsche Periode: van de Ptolemeïsche Periode is weinig bekend over de eetgewoonten. Het lijkt dat er in deze periode weinig schaap of geit en geen varken of ander groot vee werd gegeten. Wel zijn er aanwijzingen voor het eten van kip, hoewel deze kippen wel kleiner dan de huidige door hun opvoeding in een droge omgeving. Ook werd er in deze periode vis genuttigd, welke voornamelijk dichtbij de kust werd gevangen, gezien de hoeveelheid resten van vissen uit de kustzone en van zanderige bodems ten opzichte van visresten van soorten die verder van de kust leven. Daarnaast zijn van deze periode visresten gevonden van vissen uit de Nijldelta, welke dus met een karavaan moeten zijn meegevoerd (Sidebotham en Wendrich, 1996).
b) De Vroeg-Romeinse Periode: in de eerste en tweede eeuw na Christus bestaat vijftig procent van het vlees uit varkensvlees, naast varkensvlees wordt ook het vlees van geiten en schapen gegeten. Vlees van groot vee (bijvoorbeeld rund) komt in alle periodes weinig voor. Wel worden nu ook meer vissoorten gevangen die verder van de kust leven. In de derde en de vierde eeuw na Christus wordt er ongeveer evenveel vis als vlees genuttigd. Ook worden in deze periode meer speciale dingen gegeten, zoals zelfs slakken (Sidebotham en Wendrich, 1998).
c) De Laat-Romeinse Periode: in de Laat-Romeinse Periode trad een duidelijke verandering op in de voedselsamenstelling van de bewoners van Berenike. In de late vierde eeuw en in de vijfde eeuw na Christus neemt de hoeveelheid vis in het voedsel af, met name de vissoorten die verder van de kust leven worden minder gegeten (Sidebotham en Wendrich, 1999). Tegelijkertijd neemt hoeveelheid resten van schapen en geiten in de vierde, vijfde en zesde eeuw na Christus toe, wat wijst op een toename van deze dieren als vleesbron voor de dagelijkse voeding (Sidebotham en Wendrich, 1996). Dit zou te maken kunnen hebben met de vestiging van een nomadenvolk (de Blemmeys?) in Berenike en omgeving.
Groenten
Een zeer belangrijk onderdeel van het menselijk diëet
zijn groenten en graansoorten. De aanvoer van groenten door een woestijn
was en is erg moeilijk. Toch is er in Berenike een pit van een perzik,
die in Italië werden verbouwd sinds de eerste eeuw na Christus, aangetroffen.
Rond Berenike is het te warm en te droog om perzikken te verbouwen en de
aanvoer door de woestijn moet erg moeilijk zijn geweest. Lokaal te vinden
groente- en fruitsoorten zijn (wilde) meloenen en dadels. De aanvoer uit
de Nijlvallei bestond uit noten, druiven, linzen en graansoorten. Toch
zou er lokale productie waarschijnlijk wel noodzakelijk zijn geweest. Een
aanwijzing hiervoor is de vondst van resten van aren, welke een product
zijn van het dorsen van graansoorten. Andere lokaal verbouwde gewassen
kunnen zijn geweest: meloenen, uien en sorghum. Voor lokale landbouw zou
echter wel irrigatie noodzakelijk zijn geweest (Sidebotham en Wendrich,
1996).
Wijn
Ook wijn werd naar Berenike vervoerd, voor lokale consumptie
en de handel. De meeste wijnen kwamen uit Italië, de Nijl-vallei (omschreven
als “lokale” wijn) en Laodicea (Syrië). Enkele gevallen waren afkomstig
uit andere plaatsen zoals bijvoorbeeld Rhodos. De wijn uit de Nijlvallei
werd vaak in een amfoor gedaan waarin eerst wijn uit Laodicea had gezeten
(Bagnall et al., 2000).
Aardewerk
Aardewerk werd niet lokaal geproduceerd. Dit mede door
het gebrek aan brandstof. Het aardewerk van Berenike dat in Berenike wordt
aangetroffen is dan ook voornamelijk van Romeinse en Nubisch herkomst,
aangevoerd over land vanuit de Nijlvallei, of afkomstig uit Afrika en India,
aangevoerd over zee. Luxe aardewerk was bijvoorbeeld terra sigillata
uit Italië (waar het werd geproduceerd in Arezzo, Pizza en Puteoli).
Het meeste aardewerk gevonden in Berenike zijn resten van voorraadkruiken
en kookgerei (Sidebotham en Wendrich, 1996).
IJzer
Uit de Vroeg-Romeinse Periode zijn meer resten ijzer
dan resten koper gevonden. Dit in tegenstelling tot de Laat-Romeinse Periode
waar van beide metaalsoorten ongeveer evenveel resten zijn gevonden. Of
er nu werkelijk een daling is geweest in het gebruik van ijzer is echter
niet te zeggen. Van de producten gemaakt van deze metalen zullen een aantal
lokaal zijn gefabriceerd. Voorbeelden hiervan zijn spijkers en vishaakjes.
De grotere voorwerpen zoals bijvoorbeeld zwaarden zullen waarschijnlijk
zijn geïmporteerd uit de Nijlvallei (Sidebotham en Wendrich, 1996).
Textiel
De resten van textiel gevonden in Berenike zijn gemaakt
voor het grootste deel vervaardigd van wol, linnen of katoen (ongeveer
de helft van alle vondsten). Er is weinig bewijs voor lokale productie,
maar het is waarschijnlijk dat kleding gemaakt van wol ook lokaal
gemaakt kan zijn. Kleding gemaakt van fijne wol is voornamelijk afkomstig
uit de Vroeg-Romeinse Periode, terwijl kleding gemaakt van donker- of lichtbruine
wol duidt op de nomaden van de Laat-Romeinse Periode. De meeste textiel
is ingevoerd, hieronder was ook de meer speciale textiel zoals bijvoorbeeld
zijde (Sidebotham en Wendrich, 1995).
Vlechtwerk
Het vlechtwerk in Berenike vertoont qua vorm veel overeenkomst
met Nubisch vlechtwerk. Als materiaal zijn palm, geitenhaar, zachte vezels
of gras gebruikt. De grassoorten zijn lokaal niet aanwezig, maar wel in
de Nijlvallei waar het vlechtwerk van gras dus zeer waarschijnlijk vandaan
kwam. Geitenhaar en palmvezels waren lokaal wel beschikbaar zodat vlechtwerk
van deze materialen wel lokaal geproduceerd kan zijn (Sidebotham en Wendrich,
1996).
Glas
Al het glaswerk is ingevoerd. Enkele voorbeelden van
glaswerk zijn het kleurloze glas uit Syrië en Palestina en het goudkleurige
glas uit het Rijngebied en uit Rome. In Berenike zijn ook enkele scherven
gevonden wat eventueel raamglas zou kunnen zijn, maar erg waarschijnlijk
is dit niet (Sidebotham en Wendrich, 1999).
Bibliografie
Berenike 1997. Report of the excavations at Berenike and the Survey
of the Egyptian Eastern Desert, including excavations at Shenshef; door:
Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research
School CNWS, 1999.
Berenike 1996. Report of the excavations at Berenike (Egyptian Red Sea Coast) and the survey of the Eastern Desert; door: Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 1998.
Berenike 1995. Preliminary report of the excavations at Berenike (Egyptian Red Sea Coast) and the survey of the Eastern Desert; door: Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 1996.
Documents from Berenike (volume I) Greek ostraka from the 1996-1998 seasons; door: Roger S. Bagnall, C.Christina Helms en Arthur M.F.W. Verhoogt. Brussel, Foundation Égyptologique Reine Élisabeth, 2000.
"The Roman remains in the Eastern Desert of Egypt"; door: D. Meredith. In: The Journal of Egyptian Archaeology 1953; 39: blz. 95-106.
"The Roman roads and stations in the Eastern Desert of Egypt"; door: G.W. Murray. In: The Journal of Egyptian Archaeology 1925; 11: blz. 138-150.