Overzeese handel heeft altijd een belangrijke positie vervuld binnen de geschiedenis van Berenike. Deze handel was in feite de reden waarom de stad in 275 v.Chr. door de toenmalige koning Ptolemaeus II Philadelphus gesticht werd. De aanvoerroute van Indiaase olifanten over land was namelijk door de Seleuciden afgesneden. De dieren waren echter een belangrijk onderdeel van het Egyptische oorlogsmaterieel waardoor er naar alternatieven gezocht werd om de kostbare "tanks" te blijven importeren. De oplossing was import van Afrikaanse olifanten die vanuit Nubië – het huidige Ethiopië – op speciaal vervaardigde schepen (elephantagoi) naar Egypte vervoerd werden. Hiervoor werd een nieuwe haven gesticht in de uiterste zuidoost-hoek van het Egyptische rijk: Berenike (Sidebotham en Wendrich, 1995).
In de daaropvolgende acht eeuwen groeide Berenike uit van een doorvoerstad voor olifanten naar een volwaardige handelsstad. Kooplieden uit India en het Arabisch Schiereiland gaven steeds vaker de voorkeur aan Berenike boven de andere Egyptische havens aan de Rode Zee als Myos Hormos en Leukos Limên. Berenike had namelijk het voordeel van een beschutte ligging net onder het schiereiland Ras Benas, waardoor schepen hier geen last hadden van de sterke noordelijke winden die de scheepvaart in de Rode Zee wekenlang konden ophouden. Vanuit Berenike werden de handelsgoederen per kameel naar Koptos vervoerd, op schepen geladen om via de Nijl naar Alexandrië gebracht te worden alwaar ze door het hele Romeinse Rijk gedistrubueerd werden (Casson, 1989).
Aan het begin van de zesde eeuw n.Chr. vervalt Berenike geleidelijk tot een spookstad. De haven is voor een groot gedeelte dichtgeslibt waardoor scheepvaart onmogelijk lijkt te zijn geworden. Dit strookt echter niet met de Martyrium Sancti Arethae, een schriftelijke bron die vermeld dat er in 524/525 n.Chr. nog steeds oorlogsschepen in Berenike lagen. Er echter is vooralsnog geen duidelijk archeologisch bewijs dat de vermelding in de Martyrium Sancti Arethae ondersteunt (Sidebotham en Wendrich 1998 en 1999).
De Periplus
Om te weten te komen welke producten er in Berenike verhandeld
werden kunnen verschillende bronnen worden geraadpleegd. Als primaire bron
is er het vondstmateriaal van de opgravingen en als secundaire bron kunnen
antieke schrijvers en boeken worden geraadpleegd. Het tegen elkaar afzetten
van de verkregen gegevens zal een aardig correct beeld leveren van het
soort goederen dat in Berenike verhandeld werd. Wel moet hierbij de tijdsfactor
in ogenschouw genomen worden. Een literaire bron uit de eerste eeuw n.Chr.
kan niet vergeleken worden met archeologische vondsten die uit de vijfde
eeuw n.Chr. dateren. Er zijn vele antieke bronnen waarin Berenike genoemd
wordt, de drie belangrijkste zijn:
a) de Geografia van Strabo;
b) de Naturalis Historia van Plinius de Oude;
c) de Periplus Maris Erithraei van een onbekende
auteur (Casson, 1989).
Vooral het laatstgenoemde werk is een goede bron om het soort handelsgoederen in Berenike vast te stellen, vandaar dat hier een korte introductie volgt. De Periplus Maris Erithraei werd tussen 40 en 70 n.Chr. geschreven. Over de auteur is niet veel bekend, behalve dat het waarschijnlijk een Egyptenaar van Griekse komaf was. De Periplus is in het Grieks (koîne) geschreven, in een zakelijke, stijlloze manier die verraad dat het werk geen amuserende, maar instruerende functie had. De benaming "periplus" is eigenlijk misleidend want die term wordt eigenlijk alleen gebruikt voor een "handboek voor de zeeman" terwijl de Periplus Maris Erithraei meer een "handboek voor de handelaar" is. De verklaring dat toch de naam "periplus" wordt gehanteerd ligt hem waarschijnlijk in het feit dat de auteur naast de verhandelde goederen ook maritieme details geeft (Casson, 1989).
De Periplus is een routebeschrijving van een reis van de auteur. Hij begint zijn handelsreis in Berenike en doet achtereenvolgend Oost-Afrika, India, Perzië en het Arabisch Schiereiland aan alvorens terug te keren naar Romeins Egypte (Myos Hormos en Berenike). Hij heeft daarbij precies opgetekend in welk gebied hij welke goederen ophaalt en aflevert (Casson, 1989).
Handelsgoederen
Hieronder volgt een overzicht van alle goederen die ten
tijde van de Periplus – gemakshalve de eerste eeuw n.Chr. – de haven
van Berenike hebben aangedaan.
a) Eten en drinken: de Periplus noemt olijfolie, olijven, graan en wijn als exportartikelen van Romeins Egypte. Op de olijven na zijn deze goederen ook in de archeologische assemblage terug gevonden. Er zijn onnoemelijk veel resten van amphorae gevonden die gebruikt werden om olijfolie, wijn en garum (vissaus) in te vervoeren. Deze amphorae komen in de gehele Romeinse Periode voor, waaronder ook in de eerste eeuw n.Chr. Het gevonden graan dateert echter uit de Laat Romeinse Periode, waardoor dit niet als bewijs voor graanhandel in de eerste eeuw n.Chr. gebruikt kan worden (Sidebotham en Wendrich, 1998 en Casson, 1989). De Periplus vermeldt geen import van levensmiddelen in Romeins Egypte. Toch zijn er twee producten gevonden die uitheems zijn voor Egypte, namelijk rijst en kokosnoot. De rijst – die via indirecte handel met het Nabije Oosten in Berenike terecht is gekomen – dateert echter uit de vijfde en zesde eeuw n.Chr. De kokosnoot daarentegen komt al in de eerste eeuw n.Chr. – dus ten tijde van de Periplus – in Berenike voor (Sidebotham en Wendrich, 1998 en 1999; Casson, 1989).
b) Textiel en bont: de Periplus noemt linnen als voornaamste exportartikel wat textiel betreft. Linnen werd al vanaf de Faraonische Periode gemaakt van vlas dat in de Nijlvallei gecultiveerd werd. Het belangrijkste stuk linnen dat in Berenike werd aangetroffen was echter van Indiaase origine en was ooit onderdeel van een zeil (Baines en Málek, 1996; Sidebotham en Wendrich, 2000 en Casson, 1989). Katoen, zijde en Chinese bontvachten worden door de Periplus als import-goederen genoemd. Er is katoen uit de gehele Romeinse Periode gevonden dat de handel erin bevestigd. Ook zijde is in Berenike aangetroffen, maar de datering daarvan is onbekend. Bont is vooralsnog niet teruggevonden (Sidebtoham en Wendrich, 1996 en 2000; Casson, 1989).
c) Huishoudelijke artikelen: er werden veel goederen van huishoudelijke aard geëxporteerd volgens de Periplus: van glas, koper-, ijzer-, zilver- en goudwaar tot, slaven, paarden en muilezels. De metalen objecten betroffen vooral kook- en eetgerei. Hiervan is echter niets teruggevonden in Berenike. Glas werd wel teruggevonden, het werd waarschijnlijk zelfs lokaal geproduceerd. Slaven zijn archeologisch in principe niet terug te vinden. Resten van paarden en muilezels, als die al gevonden worden, zijn nog geen indicatie voor export aangezien ze ook in Egypte zelf als lastdier gebruikt werden (Sidebotham en Wendrich, 1995 en 1996; Casson, 1989). Het enige "import-product" dat de Periplus noemt zijn slaven (Casson, 1989). Zoals hierboven al vermeld is, zijn slaven archeologisch niet herkenbaar. Als er al op fysisch-antropologische gronden een onderscheid in bevolkingsgroepen gemaakt kan worden, dan betekent dit nog niet dat er tevens sprake is van een heersende versus onderdrukte bevolkingsgroep.
d) Grondstoffen: er werden niet alleen afgewerkte goederen verhandeld, ook grondstoffen konden worden geïmporteerd en geëxporteerd. IJzer, tin, lood, koper en glas werden in onbewerkte vorm naar overzeese havens getransporteerd om aldaar verwerkt te worden, aldus de Periplus. IJzer en koper werden vrijwel zeker lokaal bewerkt, terwijl de productie van glas in Berenike nog niet helemaal vast staat (Sidebotham en Wendrich, 1995 en Casson, 1989). Het enige product wat volgens de Periplus Berenike inkwam was marmer (Casson, 1989). Hiervan is echter niets teruggevonden. Als lokaal bouwmateriaal werd koraal gebruikt (Sidebotham en Wendrich 1995). Mogelijk werd het marmer verder vervoerd naar Rome.
e) Luxe goederen: er was in Berenike vooral een levendige handel in luxe goederen. Het merendeel van deze kostbare artikelen waren edelstenen die bewerkt waren tot sierraden. De enige "lokale" edelsteen die Berenike exporteerde was chrysolithon, een goudkleurige steen die op Sint John's Eiland – een klein eiland een aantal mijlen ten oosten van Berenike – gevonden werd. Daarnaast werd ook koraal geëxporteerd, dat in grote hoeveelheden in Berenike voorkwam. Niet voor niets was koraal het belangrijkste bouwmateriaal (Sidebotham en Wendrich, 1995 en Casson, 1989). De Periplus noemt een hele opsomming van edelstenen die via Berenike het Romeinse Rijk inkwamen: turquoise, lapis lazuli, onyx, agaat, diamant, saffier. Van deze stenen zijn alleen onyxen en saffieren daadwerkelijk teruggevonden, maar dan wel in Laat-Romeinse context. Het lijkt erop dat de edelstenen uit de Vroeg Romeinse Periode in Berenike vooral uit het Mediterrane gebied komen, terwijl de Laat-Romeinse vondsten een Indiase/Sri Lankese oorsprong hebben. Uit Zuid-Azië kwamen ook de verschillende (sier)schelpen, schildpadschilden en de oorbel met parels die in de Laat-Romeinse Periode Berenike bereikt hebben. Naast deze dierlijke goederen uit het Oosten, noemt de Periplus ook ivoor en de hoorn van neushoorns uit Afrika. Hiervan is tot nu toe niets teruggevonden (Sidebotham en Wendrich, 1999 en 2000; Casson, 1989).
f) Kruiden: Berenike exporteerde – voor zover bekend uit de Periplus alsmede de opgravingen – géén kruiden. Wel werden er specerijen geïmporteerd, onder andere mirre, wierook, bdellium, cassia en peper. Alleen de twee laatstgenoemden zijn ook daadwerkelijk in Berenike teruggevonden. De cassia wordt alleen in Laat-Romeinse context aangetroffen, terwijl peper van de eerste tot de zesde eeuw n.Chr. voorkomt (Sidebotham en Wendrich, 1998 en Casson, 1989).
g) Geneesmiddelen en verfstoffen: tot slot noemt de Periplus verschillende geneesmiddelen en verfstoffen die over en weer verhandeld werden. Zo zouden safraan, cyperus, storax en gele klaver geëxporteerd worden, terwijl aloë, cinnabar, costus, nard, indigo, lykion en malabathron Egypte binnenkwamen. Geen van deze zeer vergankelijke goederen is tot op heden in Berenike teruggevonden (Casson, 1989).
Discussie
Door een vergelijking te maken tussen de schriftelijke
bronnen (zoals Strabo's Geografia, Plinius' Naturalis Historia
en de Periplus Maris Erithraei) en de archeologische vondsten, is
een goed overzicht ontstaan van het soort handelsgoederen in Berenike alsmede
van de gebieden waarmee handel gedreven werd. Deze vergelijking gaat natuurlijk
alleen op voor de tijdsperiode waarin de bronnen geschreven zijn, namelijk
de eerste eeuw n.Chr. Een parallel trekken tussen eerste eeuwse geschriften
en archeologische vondsten uit de vijfde en zesde eeuw zou een vertekend
beeld van de werkelijkheid geven. Niet alle artikelen die in de Periplus
genoemd worden zijn in Berenike teruggevonden. De meest voor de hand liggende
verklaring is de vergankelijkheid van sommige handelsproducten. Vooral
plantaardige materialen zijn erg kwetsbaar voor de tand des tijds. Toch
is er voldoende botanisch materiaal ontdekt, zoals rijst-, graan- en peperkorrels.
Een tweede verklaring kan zijn dat de genoemde goederen voor een groot deel voor de tweede grote Rode Zee-haven bedoeld waren: Myos Hormos. De Periplus noemt Berenike en Myos Hormos samen de "Romeins Egyptische havens". Misschien was het voor de auteur en doelgroep van de handelsgids duidelijk dat bepaalde items alleen in Berenike of Myos Hormos werden verhandeld. Zo werden misschien de vergankelijke materialen als kruiden, verfstoffen, en dergelijke in Berenike uitgeladen en over land naar de eindbestemming gebracht, terwijl kleding, edelstenen en andere lang houdbare producten door gingen naar Myos Hormos. Berenike had namelijk geen last van sterke noorddenwinden in de Rode Zee die een schip soms weken kon ophouden alvorens eindelijk Myos Hormos te bereiken. Of een dergelijke regeling daarwerkelijk bestond weten we niet.
Een derde mogelijkheid voor het ontbreken van handelsgoederen uit de Periplus in Berenike zou kunnen zijn dat de goederen allemaal doorverhandel werden binnen het Romeinse Rijk. Het lijkt echter aannemelijk dat een deel – hoe klein dan ook – toch in Berenike is achtergebleven om onder de elite verkocht te worden.Theoretisch gezien zou er dan toch iets van moeten worden aangetroffen in graven of op de afvalhopen.
Wat de reden ook is dat sommige "Periplus-artikelen" niet in Berenike zijn aangetroffen, feit is dat een deel van de goederen wèl in Berenike is teruggevonden (in eerste eeuwse context). Dat Berenike handel dreef met "het oosten" is daarmee bewezen. Vindplaatsen van bepaalde steensoorten of leefomgevingen van bepaalde planten en dieren wijzen bovendien uit met welke gebieden die handel plaatsvond. De goederen bewijzen bovendien dat Berenike in de Vroeg Romeinse Periode niet meer de doorvoerplaats voor olifanten was uit haar begindagen, maar een grote internationale haven met connecties van Oost-Afrika tot het Pacifisch gebied en alles daar tussenin.
Bibliografie
Atlas of ancient Egypt; door: J. Baines en J. Málek. Oxford
1980.
The Periplus Maris Erythraei; door L. Casson. Princeton University Press 1989.
Berenike 1994. Preliminary report of the excavations at Berenike (Egyptian Red Sea Coast) and the survey of the Eastern Desert; door: Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 1995.
Berenike 1995. Preliminary report of the excavations at Berenike (Egyptian Red Sea Coast) and the survey of the Eastern Desert; door: Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 1996.
Berenike 1996. Report of the excavations at Berenike (Egyptian Red Sea Coast) and the survey of the Eastern Desert; door: Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 1998.
Berenike 1997. Report of the excavations at Berenike and the survey of the Egyptian Eastern Desert, including excavations at Shenshef; door: Steven E. Sidebotham en Willemina.Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 1999.
Berenike 1998. Report of the excavations at Berenike and the survey of the Egyptian Eastern Desert, including excavations in Wadi Kalalat; door: Steven E. Sidebotham en Willemina.Z. Wendrich (eds.). Leiden, Research School CNWS, 2000.
"Berenike. Roman Egypt's maritime gateway to Arabia and India"; door: Steven E. Sidebotham en Willemina Z. Wendrich. In: Egyptian Archaeology 8, 15.